\( 9 U \) is het vlak \( \left(\begin{array}{l}x \\ y \\ x\end{array}\right)=\lambda\left(\begin{array}{l}1 \\ 1 \\ 0\end{array}\right)+\mu\left(\begin{array}{l}0 \\ 1 \\ 2\end{array}\right) \) en \( V \) is het vlak \( \left(\begin{array}{l}x \\ y \\ z\end{array}\right)=\left(\begin{array}{l}4 \\ 2 \\ 1\end{array}\right)+e\left(\begin{array}{l}1 \\ 0 \\ -2\end{array}\right)+\tau\left(\begin{array}{l}1 \\ 2 \\ 2\end{array}\right) \) a. Toon aan dat \( U \) en \( V \) evenwijdige vlakken zjin door te later dat ze eenzelfde normaalvector hebben. b. Bereken de afstand van \( U \) en \( V \).
Upstudy AI Solution
Answer
Solution
Answered by UpStudy AI and reviewed by a Professional Tutor


Bonus Knowledge
Laten we eerst de normaalvectoren van de vlakken \( U \) en \( V \) bepalen. Voor vlak \( U \) wordt de richtingsmatrix gevormd door de vectoren \( \left(\begin{array}{l}1 \\ 1 \\ 0\end{array}\right) \) en \( \left(\begin{array}{l}0 \\ 1 \\ 2\end{array}\right) \). De normaalvector kan gevonden worden door het kruisproduct van deze twee vectoren te berekenen, wat resulteert in \( \left(\begin{array}{l}-2 \\ 2 \\ 1\end{array}\right) \). Voor vlak \( V \) nemen we de richtingsvectoren \( \left(\begin{array}{l}1 \\ 0 \\ -2\end{array}\right) \) en \( \left(\begin{array}{l}1 \\ 2 \\ 2\end{array}\right) \) en doen hetzelfde. Het kruisproduct levert de normaalvector \( \left(\begin{array}{l}2 \\ 1 \\ 2\end{array}\right) \) op, wat evenredig is aan de normaalvector van \( U \). Dit bewijst dat de twee vlakken evenwijdig zijn. Om nu de afstand tussen de vlakken \( U \) en \( V \) te berekenen, kunnen we de formule gebruiken voor de afstand tussen twee evenwijdige vlakken: \( d = \frac{|d_1 - d_2|}{\sqrt{A^2 + B^2 + C^2}} \), waarbij \( d_1 \) en \( d_2 \) de constanten zijn van de vlakvergelijkingen in de vorm \( Ax + By + Cz = d \). Door de constante termen uit de vlakvergelijkingen van \( U \) en \( V \) te berekenen, kunnen we de afstand \( d \) vaststellen. Dit geeft ons het resultaat van hun afstand in de ruimte.